Beste mensen,
1 U hebt gelezen dat ik hier uitgenodigd ben omdat ik dit boek schreef. Allereerst iets over de titel: Ik ben theoloog en ik heb tot aan mijn pensioen in het onderwijs gewerkt. De laatste 20 jaar voor mijn pensioen aan de Opleiding Theologie van de Hogeschool Windeshein. De eerste 20 jaar werkte ik in het voortgezet onderwijs als leraar godsdienst/maatschappijleer. Bij de eerste les op het CCC in Zwolle vroeg een leerling van havo 4 me, min of meer uitdagend: ‘meneer waarover gaat het vak godsdienst?’ Die onverwachte vraag heb ik toen beantwoord met: ‘over levensvragen’. Dit wordt verbeeld op de omslag: U ziet ahw een driedeling, boven – verbeelding van de lucht boven ons, onder – de mens die woont op de wereld en daartussen de zon. Los van elkaar maar gaandeweg ziet u in de illustraties dat er verbinding komt.
Mijn verhaal over levensvragen, een veranderend geloof en hoe we daar mee om kunnen gaan begint na WO II. Veel was toen letterlijk en figuurlijk kapot gemaakt. Men moest de wereld als het ware opnieuw opbouwen. Dat was ook wat gebeurde in het volgende sprookje.
2. Er was eens een golfwachter. Hij zat graag op zijn stoel, op het strand. Dan keek hij naar de golven die al maar anders waren, soms wild, soms heel stil. Hij woonde in een huisje dat gemaakt was van de dingen die waren aangespoeld. Van de planken had hij eerst een huis gemaakt en later een tafel, een stoel, een bed enz. Er was een kopje aangespoeld en een bord om van te eten. Er was ook een kommetje aangespoeld en dat gebruikte hij om zaadjes in te doen. Die waren voor de prachtvogel die in een boom woonde, iets verder, op een heuvel. Elke ochtend en avond kwam die prachtvogel en zong zijn liedje voor de golfwachter. Ze waren vrienden, de één zorgde voor zaadjes, de ander voor een liedje.
Op een dag gebeurde er iets onverwachts. Er kwamen grote en woeste golven. Ze duwden de golfwachter om en ook zijn huisje. Hij kon zelf snel wegkomen maar alles was kapot en weggespoeld in zee. Hij was alles kwijt.
3. Gelukkig kwam zijn vriend, de prachtvogel, de golfwachter troosten: hij zong nog mooier dan anders en zei ik zal je helpen. Ik ga overal op het strand zoeken naar wat er is aangespoeld, daarmee kun je je huis herbouwen en ik blijf dan ook om met je te praten en voor je te zingen.
4. Na 1945 moesten wonen, werk en het maatschappelijk leven worden hersteld. Maar dat was niet alles. Toen de jaren zestig kwamen bleek dat ook de mensen waren veranderd. De tijd van de studentenopstanden en de emancipatie. De zuilenmaatschappij brokkelde af.
Mensen wilden zelf denken en ze wilden inspraak. Het zelf nadenken kwam in de plaats van gehoorzamen, het gemeenschapsgevoel maakte plaats voor individualisme. Zó veranderde het mensbeeld, maar daarmee veranderde ook het godsbeeld.
Dit was eigenlijk de situatie van de golfwachter die alle houvast kwijt was en zich afvroeg: Waar moet ik nu ‘wonen?’ Ik voel me nergens thuis. Eigenlijk is dit ook de situatie van nu. Iemand (Wolter Huttinga 22/6/22) schreef in Trouw: ‘Onze cultuur leeft enerzijds prima zonder God, maar staat ondertussen bol van de spanningen en verlangens naar heil en verlossing.’
5. De prachtvogel zegt tegen mij (de golfwachter) hetzelfde: ‘Je strekt je hand omhoog, maar liefde en licht zijn te vaak onbereikbaar. Dat gemis maakt dat je gaat verlangen.
6. Verlangens zijn als het ware ballonnen die aan je trekken.’ Dit is ook wat de oude Griekse filosoof Plato (427 – 347 v. Chr.) ontdekte: Ieder mens verlangt: naar het ware (inzicht in wat echt is), naar het goede (wat is goed voor mij en anderen) en naar het schone (wat is mooi, wat is prettig en wat maakt me blij).
Plato merkte dat het zoeken naar het ware, goede en schone het middel is om op een goede manier om te kunnen gaan met het kwade en het slechte. Want wanneer je vindt wat voor jou waar, goed en mooi is, geeft dit je een gevoel van geborgenheid (harmonie, rust). Dat basisgevoel wil je dan ook delen, je wilt jouw ervaringen van het ware, goede en schone doorgeven. Dit is ‘rode draad’ van dit boek geworden.
7. Zodra mensen dat gaan doen, ik bedoel dat je niet meer alleen gaat zoeken maar wanneer je de ervaringen van het ware, goede en schone met elkaar gaat delen, komt het licht dichterbij.
8. Hoe kunnen we dat zoekproces vormgeven? Daar wil ik nu graag uw aandacht voor vragen. Je kunt als uitgangspunt nemen de waarden waar onze cultuur en maatschappij op gebaseerd zijn: ‘Vrijheid, gelijkheid, broederschap’. Je kunt er ook het Bijbels denken bij betrekken. Dan kom je bij de grondwoorden van de Bijbel:
Schepping: Ieder en alles mag er zijn, heeft een eigen plek en mag leven > vrijheid
Uittocht: Ieder en alles tot zijn recht te laten komen is je verantwoordelijkheid > gelijkheid Verbond: Alle relaties – ook het transcendente – doen mee > broederschap
In het boek werk ik dit verder uit en kom dan tot de conclusie dat die grondwoorden overeen komen met ‘geloof, hoop en liefde. En naar mijn mening zijn ze ook antwoorden op de verlangens naar het ware, goede en schone.
9. Als we het over de Bijbel hebben dan hebben we het ook over God. We noemen God in de Bijbel het Licht en de Liefde. We zien dat de zon nu bijna op de aarde is, maar…het vertrouwen in die God was weg na WOII.
Na die oorlog speelde de vraag: ‘Waar was God in Auschwitz’? Waarom houdt hij het kwaad niet tegen? Regelt Hij eigenlijk wel iets?
10. Maar het vertrouwen in Jezus is altijd gebleven. Hij was liefde en zei: ‘heb JHWH lief met heel je hart en met heel je ziel en met heel je verstand en met heel je kracht en heb je naaste lief als jezelf’ (Marcus 12:30/31). Voor mij is Jezus de brug naar God, naar een ander godsbeeld. Albert Schweitzer helpt me want hij zei de ‘wil tot liefde’ woont in ieder mens. Daarom zeg ik nu niet meer: God is liefde (1 Joh.4:7,8) , maar ‘LIEFDE is God’.
11. Liefde, hoe komt die tot uiting? De naam JHWH herinnert ons aan het verhaal van Mozes bij de brandende struik in de Sinaïwoestijn (ca. 1200 v. Chr). Mozes was de eerste die de naam JHWH hoorde, ‘Ik zal er zijn’. De Aanwezig, de Eeuwige. Van die Aanwezige kreeg hij de opdracht het volk Israël uit Egypte te halen. Zo komt God-Liefde tot uiting:
Geen slaven maar vrije mensen die wonen in een eigen land.
12. Jezus die LIEFDE was, verwijst naar God. Uit die vernieuwde gedachte ‘JHWH is de Eeuwige, de Aanwezige’ ontstond een proces van bewustwording.
God is niet de strenge straffer en de mens is niet in ‘zonde ontvangen en geboren’ (H.C).
De Eeuwige is de Aanwezige in de constante aansporing tot LIEFDE. Op die manier en in deze zin is JHWH het licht en de bron van het leven.
Daarmee verandert het begrip zonde > dat is wanneer je niet luistert naar je innerlijke wil tot liefde, want dan ben je niet wie je echt bent. Dat vraagt om verzoening.
Verzoening is dat je met jezelf (God in jou) in het reine komt. Die vergeving merk je: je erkent je schaamte- en schuldgevoel en je wilt herstellen en voorkomen dat je dezelfde fout maakt. Zó werkt de Barmhartige. Vaclav Havel benoemde dit godsbesef: ‘Er is een intieme kosmische partner’.
13. Waar waren we mee bezig? We bouwden een nieuw huis onder begeleiding van de ‘prachtvogel’. Het fundament van het leven is harmonie als er geborgenheid is en uitdaging.
Die gevoelens van harmonie ontstaan zoekend naar het ware, goede en schone. Dat doen we samen met de vier wanden (relaties) om ons heen: relatie tot mezelf, de ander, de natuur/cultuur en het transcendente. En het platte dak – de verbinding tussen de vier wanden – is Jezus, hij verbindt alle relaties, LIEFDE is die verbinding, LIEFDE is het ‘koninkrijk van God’ (Mc. 1:15)
14. De hemel en de aarde zijn verbonden door het licht, het leven. Ik citeerde zopas Havel: ‘Er is een intieme kosmische partner’. Die uitspraak vul ik graag aan met een gedachte van Levinas waarin hij het gods- en mensbeeld met elkaar verbindt: ‘De hemel is leeg, maar de barmhartigheid van de mensen is vol van God’.
15. Graag herinner ik tenslotte aan de ontmoeting van Jezus met de Emmaüsgangers. (Rembrandt.) Twee mannen, na de opstanding op weg naar Emmaüs, in gesprek over wat er was gebeurd. Wat gebeurt er tussen die twee? Ze ontmoeten ahw een derde en gaan met hem eten.
Samen eten, LIEFDE, vergeving, herstel en nieuw begin.
16. De prachtvogel, vriend van de golfwachter.
Ik bedoelde er mee de Geest van JHWH/LIEFDE en van Jezus.
Die Geest leeft in en met ons, hij is onze vriend en wijst ons op signalen van
– Schepping, geloof, het ware: dat ik er mag zijn, niet minderwaardig en niet meerwaardig, in vrijheid en met een eigen verantwoordelijkheid.
– Uittocht, hoop, het goede: dat alles en iedereen mag ‘wonen’ en zichzelf mag worden en tot zijn/haar recht mag komen.
– Verbond, liefde, het schone: zie wat je blij maakt, dankbaar, wat je ontroert en je het gevoel geeft dat je boven jezelf uitkomt.
Joh. 1:14 t/m 18
Het Woord is mens geworden en heeft in ons midden gewoond, vol van genade en waarheid, en wij hebben zijn grootheid gezien, de grootheid van de enige Zoon van de Vader. Van Hem getuigde Johannes toen hij uitriep: ‘Hij is het over wie ik zei: “Die na mij komt is meer dan ik, want Hij was er vóór mij!” Uit zijn overvloed hebben wij allen opnieuw genade ontvangen: de wet is door Mozes gegeven, genade en waarheid zijn met Jezus gekomen. Niemand heeft ooit God gezien, maar de enige zoon, die zelf God is, die aan het hart van de Vader rust, heeft Hem doen kennen.